In Colombia is het mijnbouw beleid voordeliger voor grootschalige mijnbedrijven dan voor lokale, kleinschalige mijnwerkers. In de wet behoren de kleinschalige en grootschalige mijnbouw tot dezelfde categorie, en zij moeten dan ook dezelfde regels en procedures naleven. Dit is moeilijk voor de kleinschalige mijnwerkers.

In Colombia wordt de mijnbouw gereguleerd door de Mijnbouwwet van 2001. Deze wet maakt onderscheid tussen twee mijnbouw categorieën: artisanale mijnbouw, waarvoor geen vergunning nodig is, en iedere andere mijnbouw onderneming waarbij mechaniek wordt ingezet, waarvoor wél een vergunning nodig is.

In de wet staat dat ‘Artisanaal’ in de goudmijnbouw betekent, dat men volledig met de hand werkt. Er wordt echter geen verschil gemaakt in de grootte van het mijngebied, hoe groot het bedrijf is, of hoe gemechaniseerd ze zijn. Dit betekent dat kleinschalige mijnbouwers, die hogedruk spuiten en pompsystemen gebruiken, tot dezelfde categorie behoren als grote bedrijven. Zij moeten dan ook dezelfde dure procedures en ingewikkelde regels naleven om milieu- en mijnvergunningen te verkrijgen.

Op nationaal en regionaal niveau worden mijnvergunningen uitgegeven door het Nationale Mineralen Agentschap. En zijn voeren ook het beleid uit. Vergunningen worden toegekend met een Mijnbouw Concessie Overeenkomst. Deze concessies worden verleend voor periodes tot 30 jaar, en kunnen met 20 jaar verlengd worden.

Lokale autoriteiten moeten de wetten en regels handhaven die met mijnbouw en natuurbehoud te maken hebben. Zij hebben de autoriteit om mijnbouw operaties te sluiten wanneer zij zich niet aan milieuregels of veiligheidsregels houden. In de praktijk is het voor autoriteiten lastig om de wet uit te voeren. Bovendien wordt het geld dat uit het verlenen van vergunningen wordt opgehaald, niet goed besteed door de lokale overheden. De regio’s waar goud wordt gewonnen, zoals in Chocó waar GOMIAM onderzoek doet, zijn de armste gebieden in Colombia.

Meer lezen:

GOMIAM publicaties: